doctoraal

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • doc·to·raal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘van een doctor’ voor het eerst aangetroffen in 1698 [1]
  • afgeleid van doctor met het achtervoegsel -aal [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord doctoraal doctoralen
doctoraals
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

doctoraal o

  1. doctoraal examen
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen doctoraaldoctoralerdoctoraalst
verbogen doctoraledoctoraleredoctoraalste
partitief doctoraalsdoctoralers-

Bijvoeglijk naamwoord

doctoraal

  1. betrekking hebbend op, deel uitmakend van de laatste fase van de universitaire studie

Gangbaarheid

  • Het woord doctoraal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.