disponeren
Nederlands
Woordafbreking
- dis·po·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘beschikken, regelen’ voor het eerst aangetroffen in 1456 [1]
- afgeleid van het Latijnse 'ponere' (plaatsen) met het voorvoegsel dis- of misschien van het Franse disposer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
disponeren |
disponeerde |
gedisponeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
disponeren
- beschikken over
- ...doch dat hy niet voor by kan, zyne bevreemding te kennen te geeven, dat men hier op de enkele aanvraag van ondergeschikte lieden over zulk eene aanmerkelyke somme uit 's Lands Casse disponeerde.[3]
- regelen, beschikken
- Tevens disponeerde zij, dat haar goederen na haar dood onder haar kinderen deelbaar zouden zijn.
- gebruik maken van iets, toepassen
- Dit orgel heeft 7 slepen, terwijl Meijer op het Alblasserdamse orgel 8 stemmen disponeerde.
- geld opnemen
- Uit dat onderzoek bleek, dat de X gemiddeld één maal per zes weken een grootbedrag disponeerde.
- een vordering innen
- aanleiding geven, de neiging doen ontstaan
- Het is zeer wel mogelijk, dat buitenkerkelijkheid meer dan kerkelijkheid tot de gang naar de prostituée disponeerde.
Afgeleide begrippen
- disponeeradres
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord disponeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- "disponeren" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- disponeren op website: Etymologiebank.nl
- Dagverhaal der handelingen van het Vertegenwoordigend lichaam des Bataafschen volks, 16 November 1800
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.