discours

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·cours
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gesprek’ voor het eerst aangetroffen in 1578 [1]
  • afgeleid van het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord discours discoursen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

discours o [3]

  1. rede
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord discours staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
75 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.