diamant

Natuurlijke diamant

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·a·mant
1 enkelvoud meervoud
naamwoord diamant -
verkleinwoord - -
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘edelgesteente’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
2 enkelvoud meervoud
naamwoord diamant diamanten
verkleinwoord diamantje diamantjes

Zelfstandig naamwoord

diamant

  1. o (mineraal) een uiterst hard, doorzichtig mineraal met kubische symmetrie dat uit koolstof bestaat
    • Omdat diamant uit koolstof bestaat is het net zo brandbaar als steenkool. 
    • De denkbeeldige lift gaat niet omhoog, maar naar het binnenste van de aarde. Langzaam trekken de aardlagen voorbij. Zout, zand, gas, steenkool, diamant en magma. Naarmate je dichter bij de aardkern komt, wordt het gloeiend heet. Hoe overleef je dat? Eenmaal weer boven, is het idee, kennen kinderen de aarde letterlijk en figuurlijk van binnenuit.[2] 
  1. m een edelsteen gesneden uit [1]
    • In Botswana is de grootste diamant in honderd jaar gevonden. De diamant van 1.111 karaat is even groot als een tennisbal, aldus Lucara, het in Vancouver gevestigde bedrijf dat de Karowe-mijn in Botswana exploiteert. Het is volgens het mijnbedrijf de op één na grootste diamant die ooit is gedolven. De allergrootste is de Cullinan van 3.106 karaat, die in 1905 werd gevonden in Zuid-Afrika. Wat de in Botswana gevonden diamant waard is, is nog niet bekend.[3] 
Hyponiemen
  • bloeddiamant
  • boordiamant
  • conflictdiamant
  • gevarendiamant
  • glasdiamant
  • industriediamant
  • marowijnediamant
  • natuurdiamant
  • poederdiamant
  • poeierdiamant
  • radiantdiamant
  • schrijfdiamant
  • sierdiamant
  • simili-diamant
  • similidiamant
  • snijdiamant
  • spoeldiamant
Afgeleide begrippen
  • diamantader
  • diamantair
  • diamantbalans
  • diamantbank
  • diamantbeitel
  • diamantbeurs
  • diamantbewerker
  • diamantbewerking
  • diamantbloem
  • diamantboor
  • diamantbrons
  • diamantcement
  • diamantcentrum
  • diamantcertificaten
  • diamantcollege
  • diamantdelver
  • diamantdruk
  • diamantduif
  • diamanteditie
  • diamantfazant
  • diamantglans
  • diamantglas
  • diamantgracht
  • diamantgraver
  • diamantgroeve
  • diamantgruis
  • diamanthandel
  • diamanthandelaar
  • diamantindustrie
  • diamantkever
  • diamantkit
  • diamantklover
  • diamantknoop
  • diamantkop
  • diamantkunde
  • diamantland
  • diamantletter
  • diamantloep
  • diamantloupe
  • diamantmarkt
  • diamantmijn
  • diamantmolen
  • diamantnaald
  • diamantnijverheid
  • diamantpeer
  • diamantpen
  • diamantpoeder
  • diamantrug
  • diamantschijf
  • diamantslijp
  • diamantslijpen
  • diamantslijper
  • diamantslijperij
  • diamantsnijder
  • diamantspaat
  • diamantstaal
  • diamantsteur
  • diamantstift
  • diamantstof
  • diamanttekenaar
  • diamanttester
  • diamantvak
  • diamantveld
  • diamantverf
  • diamantvink
  • diamantvogel
  • diamantwerker
  • diamantwinning
  • diamantzaag
  • diamantzager
  • diamantzagerij
  • diamantzalm
  • diamantzand
  • diamantzet
  • diamantzettend
  • diamantzetter
  • diamantzwart
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord diamant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.