diagnosticeren
Nederlands
Woordafbreking
- di·ag·nos·ti·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
diagnosticeren /'dɪɑɣnɔstɪ'seːrə(n)/ |
diagnosticeerde /'dɪɑɣnɔstɪ'seːrdə/ |
gediagnosticeerd /ɣə'dɪɑɣnɔstɪ'seːrt/ |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
diagnosticeren
- overgankelijk een diagnose stellen, de oorzaak van een probleem achterhalen
- Deze ziekte is verkeerd gediagnosticeerd.
Vertalingen
1. een diagnose stellen, de oorzaak van een probleem achterhalen
Gangbaarheid
- Het woord diagnosticeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'diagnosticeren' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.