dakloos

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dak·loos
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van dak met het achtervoegsel -loos
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen dakloosdaklozerdakloost
verbogen daklozedaklozeredaklooste
partitief dakloosdaklozers-

Bijvoeglijk naamwoord

dakloos

  1. zonder onderkomen of onderdak zijnde
    • - De dakloze alcoholist klopte aan bij het Leger des Heils 
    • - Na de aardbeving waren duizenden mensen dakloos. 

Gangbaarheid

  • Het woord dakloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.