dahlia
Nederlands
![](../I/m/Volunteer_Park_dahlias_06.jpg)
dahlia
Woordafbreking
- dah·lia
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘sierplant’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1846 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dahlia | dahlia's |
verkleinwoord | dahliaatje | dahliaatjes |
Zelfstandig naamwoord
dahlia v/m
- een plantengeslacht uit de composietenfamilie, dat een tiental soorten omvat die wild voorkomen in Mexico als cultivar zijn er duizenden variëteiten
Gangbaarheid
- Het woord dahlia staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dahlia' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.