dagtaak
Nederlands
Woordafbreking
- dag·taak
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dag en taak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dagtaak | dagtaken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
dagtaak v/m [1]
- het werk dat men iedere dag moet doen en dat de volle dag duurt
- Aan een overvolle inbox hebben we al snel een dagtaak. Hoe erg is dat eigenlijk? En wat kun je eraan doen?[2]
- een werkje dat een dag kost
Gangbaarheid
- Het woord dagtaak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dagtaak' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Marloe van der Schrier 29 november 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.