daghulp
Nederlands
Woordafbreking
- dag·hulp
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dag en hulp
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | daghulp | daghulpen |
verkleinwoord | daghulpje | daghulpjes |
Zelfstandig naamwoord
daghulp v/m
- plaats waar iemand alleen voor overdag hulp of opvang kan krijgen
- Uit elk onderzoek naar kinderbeschermingspupillen en tehuisjeugdigen blijkt dat de meeste jongeren al een indrukwekkende geschiedenis van allerlei vormen van daghulp, tehuizen, ambulante en preventieve hulpverlening achter de rug hebben. Die contacten hebben dus vaak (niet altijd) niet geholpen. Het wordt tijd dat nu eens goed wordt onderzocht wanneer wat helpt: wanneer interventies door de verschillende hulpverleningsvormen wèl en wanneer ze níet het gewenste effect hebben. [1]
Gangbaarheid
- Het woord 'daghulp' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'daghulp' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Mieke Komen 10 maart 1995
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.