dagbloem
Nederlands
Woordafbreking
- dag·bloem
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dag zn en bloem zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dagbloem | dagbloemen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
dagbloem v/m [1]
- Convolvulus sepium
haagwinde, purperwinde
- Hoewel de Rode Khmer nog steeds in dagelijkse radio-uitzendingen ophitst tot racisme, willen de Vietnamezen terugkeren omdat ze in Vietnam geen enkel middel van bestaan hebben. De meesten zijn vissers en hebben de wateren in het gebied waar ze nu verblijven al helemaal leeggevist. Volgens een VN-rapport leven ze nu van kikkers, slakken, dagbloemen en waterratten. [2]
- In het Verkade-album ”De bloemen in onzen tuin” (1926) geeft Thijsse al meteen aan het begin een beeld van de tuintjes die bij de afzonderlijke leden van het gezin behoorden: „Het is nu al meer dan vijftig jaar geleden, dat wij allemaal ons eigen tuintje hadden, Willem, Jan, Karel en ik. De tuintjes waren elk een paar vierkante meter groot en lagen zij aan zij tegen den wit gekalkten blinden oostmuur van ons huis. Een pad ging er langs en aan de andere zijde van dat pad was een meidoornhaag met een poort er in, een poort van houten latwerk, waar de dagbloem over heen groeide. [3]
Gangbaarheid
- Het woord dagbloem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dagbloem' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC 11 augustus 1993 Zes etnische Vietnamezen in Cambodja gedood
- Reformatorisch Dagblad Dr. Hans Ester 02-03-2005 Advocaat van de natuur
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.