cynisch
Nederlands
Woordafbreking
- cy·nisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | cynisch | cynischer | cynischt |
verbogen | cynische | cynischere | cynischte |
Bijvoeglijk naamwoord
cynisch
- (filosofie) volgens de opvattingen van de Griekse wijsgeer Antisthenes
- Maar niet ieder, die van de cynische levenshouding weet, is daarom zelf ook een cynicus. [3]
- blijk gevend van grote scepsis over idealen en goede bedoelingen
- De cynische houding kan ook lichamelijk geuit worden: een cynische blik, een cynische lach of een cynische grimas.
Gangbaarheid
- Het woord cynisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'cynisch' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "cynisch" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- cynisch op website: Etymologiebank.nl
- Braak, M. ter "De ‘Cynici’" in: Verzameld werk. Deel 7. (1951) G.A. van Oorschot, Amsterdam; p. 191; geraadpleegd 2016-06-11
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.