cutter
Nederlands
Woordafbreking
- cut·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘snijwerktuig’ voor het eerst aangetroffen in 1929 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cutter | cutters |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
cutter m [3]
- (gereedschap) snijwerktuig
- (beroep) filmtechnicus die beelden knipt en aan elkaar last
- (afkorting) cutterzuiger
Hyponiemen
- brushcutter, kustwachtcutter
Gangbaarheid
- Het woord cutter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'cutter' herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.