coïteren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • coï·te·ren, co·ite·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
coïteren
coïteerde
gecoïteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

coïteren [2]

  1. (seksualiteit) onovergankelijk (formeel) geslachtsgemeenschap hebben
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord coïteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
72 %van de Nederlanders;
76 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.