copieus
Nederlands
Woordafbreking
- co·pi·eus
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘overvloedig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1546 [1]
| stellend | vergrotend | overtreffend | |
|---|---|---|---|
| onverbogen | copieus | copieuzer | copieust |
| verbogen | copieuze | copieuzere | copieuste |
| partitief | copieus | copieuzers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
copieus
- rijkelijk, overvloedig
- Hij heeft een copieus ontbijt genuttigd.
Vertalingen
1. rijkelijk, overvloedig
Gangbaarheid
- Het woord copieus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'copieus' herkend door:
| 83 % | van de Nederlanders; |
| 93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.