convoceren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·vo·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Franse convoquer (met het voorvoegsel con- en met het achtervoegsel -eren) [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
convoceren
convoceerde
geconvoceerd
zwak -d volledig

Werkwoord

convoceren [2]

  1. overgankelijk voor een vergadering bijeenroepen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord convoceren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.