convocaat
Nederlands
Woordafbreking
- con·vo·caat
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van convoceren met het achtervoegsel -aat (met het voorvoegsel con-)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | convocaat | convocaten |
verkleinwoord | convocaatje | convocaatjes |
Zelfstandig naamwoord
convocaat o
- een oproep tot verschijning bij bijvoorbeeld een vergadering
- Hij kreeg een convocaat thuisgestuurd.
Gangbaarheid
- Het woord convocaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'convocaat' herkend door:
41 % | van de Nederlanders; |
42 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.