contrasteren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·tras·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Franse contraster (met het voorvoegsel con- en met het achtervoegsel -eren) [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
contrasteren
contrasteerde
gecontrasteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

contrasteren

  1. absoluut een tegenstelling vormen
    • Tegen die achtergrond contrasteert het nauwelijks. 
  1. overgankelijk in tegenstelling brengen
    • In dat boek wordt dat gecontrasteerd tegen de gebeurtenissen in het oosten. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord contrasteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.