compatibel
Nederlands
Woordafbreking
- com·pa·ti·bel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verenigbaar’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
- afgeleid van het Franse compatible (met het voorvoegsel com-) [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | compatibel | compatibeler | compatibelst |
verbogen | compatibele | compatibelere | compatibelste |
partitief | compatibels | compatibelers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
compatibel [3]
- op elkaar aansluitend, met elkaar in overeenstemming te brengen, verenigbaar, samen passend, uitwisselbaar, aansluitbaar
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. op elkaar aansluitend, met elkaar in overeenstemming te brengen
|
|
Gangbaarheid
- Het woord compatibel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'compatibel' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.