comitélid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·mi·té·lid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord comitélid comitéleden
verkleinwoord comitélidje comitélidjes

Zelfstandig naamwoord

comitélid o

  1. iemand die deeluitmaakt van een comité.
    • Het comitélid was aanwezig op de vergadering. 

Gangbaarheid

  • Het woord comitélid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.