circuleren
Nederlands
Woordafbreking
- cir·cu·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘rondgaan’ voor het eerst aangetroffen in 1663 [1]
- afgeleid van het Franse circuler (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
circuleren |
circuleerde |
gecirculeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
circuleren
- inergatief in omloop zijn
- - Het bloed circuleert in het lichaam.
- - De laatste tijd circuleren er meer phishing mails met persoonlijke details, zoals je eigen naam en bedrijfsnaam. Die informatie komt uit een oudere hack van LinkedIn, waarbij in 2012 160 miljoen logingegevens en wachtwoorden zijn buitgemaakt.[4]
Hyponiemen
- recirculeren
Synoniemen
- doorstromen, omlopen, rondgaan, rondzenden, rouleren, gaan
Afgeleide begrippen
- circulatie, circulatiebank, circulatiestoornis, circulatiesysteem, circulator, microcirculatie
Vertalingen
1. in omloop zijn
Gangbaarheid
- Het woord circuleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'circuleren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.