chemokuur
Nederlands
![](../I/m/Chemotherapy_with_acral_cooling.jpg)
vrouw die chemokuur krijgt
Woordafbreking
- che·mo·kuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | chemokuur | chemokuren |
verkleinwoord | chemokuurtje | chemokuurtjes |
Zelfstandig naamwoord
chemokuur v/m
- een medicamenteuze behandeling van een kwaadaardigheid, behandeling met chemotherapeutica
- Je zit met iemand in de huiskamer en je praat over wat je niet begrijpt, en in dat praten komen woorden voor als ‘tumor’, ‘opgezet weefsel’, ‘chemokuur’, ‘cytostatica’, ‘biopt’ en al die andere termen die mensen ineens tegen elkaar gebruiken alsof ze gewend zijn over lichamen te praten als afstandelijke beschouwers en ze niet langer de vanzelfsprekende bewoners van hun lichaam zijn. Het zijn nuchtere, en ook wel vervreemdende gesprekken, want ze houden alles op afstand. [2]
- (pejoratief) iemand die kaal is
Gangbaarheid
- Het woord chemokuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'chemokuur' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.