causeur

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cau·seur
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van causeren met het achtervoegsel -eur
enkelvoud meervoud
naamwoord causeur causeurs
verkleinwoord causeurtje causeurtjes

Zelfstandig naamwoord

causeur m [1]

  1. gezellige en onderhoudende prater

Gangbaarheid

  • Het woord causeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
61 %van de Nederlanders;
56 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.