case
Nederlands
Woordafbreking
- case
Zelfstandig naamwoord
case m
- afzonderlijke situatie in de werkelijkheid die nauwkeuriger wordt bekeken
- Er zijn verschillende figuren in de geschiedenis van de neerlandistiek geweest die zowel een rol in het academische als in het niet-academische veld vervulden. Een mooie eerste case vormt de zojuist genoemde criticus en dichter Albert Verwey, die in 1925 tot hoogleraar Nederlandse letterkunde in Leiden werd benoemd. [2]
Afgeleide begrippen
- casestudie
Verwante begrippen
naar de vorm: ook ontleend aan het Engels, in een vergelijkbare betekenis:
- businesscase, casemanagement, casemanager, casestudy, casetuning, casework, cold case, showcase, testcase, worst case
naar de vorm: ook ontleend aan het Engels, in een andere betekenis:
- beautycase, casemodding, flightcase
Gangbaarheid
- Het woord case staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'case' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
Engels
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
casar |
case
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van casar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van casar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van casar
vervoeging van |
---|
casarse |
case
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van casarse
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van casarse
- gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van casarse
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.