case

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  case    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkes/
Woordafbreking
  • case
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord case cases
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

case m

  1. afzonderlijke situatie in de werkelijkheid die nauwkeuriger wordt bekeken
    • Er zijn verschillende figuren in de geschiedenis van de neerlandistiek geweest die zowel een rol in het academische als in het niet-academische veld vervulden. Een mooie eerste case vormt de zojuist genoemde criticus en dichter Albert Verwey, die in 1925 tot hoogleraar Nederlandse letterkunde in Leiden werd benoemd. [2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • casestudie
Verwante begrippen

naar de vorm: ook ontleend aan het Engels, in een vergelijkbare betekenis:

naar de vorm: ook ontleend aan het Engels, in een andere betekenis:

Gangbaarheid

  • Het woord case staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
case cases

Zelfstandig naamwoord

case

  1. geval
  2. kist, krat

Middelnederlands

Zelfstandig naamwoord

case

  1. (voeding) kaas

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
casar

case

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van casar
  1. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van casar
  1. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van casar
vervoeging van
casarse

case

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van casarse
  1. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van casarse
  1. gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van casarse
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.