carrousel
Nederlands
Woordafbreking
- car·rou·sel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘draaimolen’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | carrousel | carrousels |
verkleinwoord | carrouselletje | carrouselletjes |
Zelfstandig naamwoord
carrousel m en o
- een draaimolen
- een waterzuiveringsmethode
- een machine in een fabriek die (horizontaal) ronddraait, vaak gebruikt om een product te laten drogen of om een verpakking te vullen
- een ronde draaischijf in een keukenkast
Verwante begrippen
Hyponiemen
- aandelencarrousel, biercarrousel, btw-carrousel, dopingcarrousel, spelcarrousel, stoomcarrousel, studentencarrousel, wietcarrousel
Afgeleide begrippen
- carrousel-cao, carrouselfraude, carrouselkiezer, carrouselsleepboot
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord carrousel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'carrousel' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.