buurtwerk
Nederlands
![](../I/m/NL-HlmNHA_JosF19790410_109.jpg)
buurtwerk vanuit een buurthuis
Woordafbreking
- buurt·werk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van buurt zn en werk zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buurtwerk | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
buurtwerk o [1]
- sociaal-culturele activiteiten in een stadswijk met als doel contact, participatie, en integratie te bevorderen
- Tounkara heeft nog geen idee, Meftah heeft vooral vertrouwen in haar vrienden van het buurtwerk. „Zij doen meer voor mij dan de politiek.”[2]
- Zijn partij wil dat er naar dit versterken van de vrijheid net zo veel aandacht en geld gaat als nu extra naar het beschermen van onze veiligheid. GroenLinks wil dat geld onder meer besteden aan het tegengaan van radicalisering via jeugd- en buurtwerk en aan verdere inburgering van vluchtelingen.[3]
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord buurtwerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'buurtwerk' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf EVELINE BIJLSMA 20 apr. 2017 Aulnay negeert verkiezingen
- de Telegraaf 21 sep. 2016 Oppositiepartijen komen met tegenbegrotingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.