burengerucht

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bu·ren·ge·rucht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord burengerucht burengeruchten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

burengerucht m

  1. de hinder die buren elkaar kunnen geven
    • De kantonrechter moest een beetje zuchten toen hij een zaak kreeg waarin de buren elkaar van burengerucht beschuldigden. 
    • Volgens het CBS heeft 22% van de Nederlandse bevolking wel eens last van burengerucht. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord burengerucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.