bultenaar

Nederlands

bultenaar
Uitspraak
Woordafbreking
  • bul·te·naar
Woordherkomst en -opbouw
  • iemand met een bult op zijn rug
  • afgeleid van bult met het achtervoegsel -enaar
enkelvoud meervoud
naamwoord bultenaar bultenaars
verkleinwoord bultenaartje bultenaartjes

Zelfstandig naamwoord

bultenaar m [1]

  1. iemand met een bochel
    • Sadi wijst op de slechte toestand van de bevolking. “Je kunt in sommige wijken de armoede ruiken. Het is alarmerend hoeveel gevallen van tuberculose, polio en andere besmettelijke ziekten de afgelopen maanden worden gesignaleerd. De vaccinatieprogramma's vallen stil. Je ziet bij de jeugd ook veel rachitis. De kinderen hebben een chronisch gebrek aan calcium, hun ouders kunnen zich geen melk permitteren. Die rachitis-gevallen, die nieuwe bultenaren, vormen een levende aanklacht tegen de machthebbers van dit land. We beschikken toch over enorme rijkdommen? En die tegenstelling en de frustraties daarover bij de grote meerderheid van de bevolking zorgen voor een explosief klimaat.” Volgens hem neemt de spanning alleen maar toe nu ook het laatste sprankje hoop op politieke verandering de kop is ingedrukt. “Het wordt nu dansen op een vulkaan.”[2] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • bultenaarwesp
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bultenaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
54 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Wilfried Bossier 29 oktober 1997
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.