brunch
Nederlands
![](../I/m/Saturday_brunch.jpg)
Bruch
Woordafbreking
- brunch
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘maaltijd’ voor het eerst aangetroffen in 1957 [1]
- Leenwoord uit het Engels, portmanteau van breakfast en lunch.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brunch | brunches (brunchen) |
verkleinwoord | brunchje | brunchjes |
Zelfstandig naamwoord
brunch m
- maaltijd in de late ochtend of middag die tegelijk als ontbijt en als lunch dienst doet
- Voor de brunch graag telefonisch reserveren.
- Laten we van dit late ontbijt maar een brunch maken.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
brunchen |
brunch
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brunchen
- Ik brunch.
- gebiedende wijs van brunchen
- Brunch!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brunchen
- Brunch je?
Gangbaarheid
- Het woord brunch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'brunch' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.