brandblussing
Nederlands
Woordafbreking
- brand·blus·sing
Woordherkomst en -opbouw
- oorspronkelijk samenstellende afleiding van brand (zelfstandig naamwoord), blussen (werkwoord) met het achtervoegsel -ing; tegenwoordig ook op te vatten als afgeleid van brandblussen met het achtervoegsel -ing [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brandblussing | brandblussingen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
brandblussing v
- doven van schadelijk vuur
- Vrijwel alle passagiers hadden kunnen worden gered als de brandblussing eerder was begonnen. [2]
Gangbaarheid
- Het woord 'brandblussing' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- "Vliegtuig brandveiliger" in: Nieuwsblad van het Noorden jrg.102 nr. 60 (14 maart 1989); p. 6 kol. 7; geraadpleegd 2017-10-18
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.