branche
Nederlands
Woordafbreking
- bran·che
Zelfstandig naamwoord
branche v/m
- onderverdeling van bedrijfstak
- Maar de meeste verkopers blijven daar ver tot heel ver onder, bevestigt ook de vereniging VDV; 80 procent van de verkopers beschouwt zijn inkomsten uit het partycircuit volgens Ferket als een aardige bijverdienste, meer niet. Zo doemt het beeld op van een branche met voornamelijk enthousiaste schnabbelaars.[3]
- De omzet in de horeca groeit al elf kwartalen op rij. In de hele branche kwamen er negenhonderd bedrijven bij. Het totaal is nu 51.600. Er waren volgens het CBS veel minder faillissementen dan in het vierde kwartaal.[4]
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. bedrijfstak
Gangbaarheid
- Het woord branche staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'branche' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.