bosgrond
Nederlands
Woordafbreking
- bos·grond
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bos zn en grond zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bosgrond | bosgronden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
bosgrond m [1]
- de bodem van een bos
- Prachtig, die gebalde kracht, die massa van schouders en nek, die haren dik en stug als een straatbezem. En die slagtanden, die het spaarzame licht van de nacht blikkerend opvingen en die je met één beweging konden openrijten. Eén schot en het was afgelopen. Geveld, al die kracht en levensdrift. Nu nog kon ik de krijsende rotten horen en hun zware gang waarvan de bosgrond dreunde. [2]
- grond waarop een bos staat
- Stom. Ze had het zelf ook kunnen bedenken, bedacht Chantal. De manier waarop Tamara had gesproken over Pierre Filloux' jachtterrein, gedetailleerd tot op het aantal ontbrekende hectares bosgrond aan toe. [3]
- De zoektocht naar rendement in tijden van lage rente brengt investeerders naar de rijke Zweedse bosgronden. Voor recreatief gebruik, maar ook voor houtkap. En die is lang niet altijd duurzaam. [4]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord bosgrond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bosgrond' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Bok, Pauline de De Jaagster [2014] ISBN 978-90-254-4091-6 pagina 14
- Berg, Michael Blind vertrouwen [2009] ISBN 978-90-443-4330-4 pagina 316
- de Standaard WOENSDAG 13 SEPTEMBER 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.