borduren
Nederlands
Woordafbreking
- bor·du·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
borduren |
borduurde |
geborduurd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
borduren
- overgankelijk met naald en draad versieringen aanbrengen op een stuk weefsel
- In Amsterdam kun je nieuw werk bezichtigen van Michael Raedecker. Geen felle kleuren meer, hij borduurt nu vooral in grijs.[3]
Hyponiemen
- afborduren, naborduren, voortborduren
Afgeleide begrippen
- borduurkunst, borduurlamp, borduurmachine, borduurnaald, borduurraam, borduursel, borduursteek, borduurwerk, borduurwerker, borduurzijde
Vertalingen
1. met naald en draad versieringen aanbrengen op een stuk weefsel
Gangbaarheid
- Het woord borduren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'borduren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.