bordes
Nederlands
![](../I/m/Bordes_-_Soestdijk_-_20202343_-_RCE.jpg)
bordes van paleis Soestdijk
Woordafbreking
- bor·des
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verhoogde stoep’ voor het eerst aangetroffen in 1845 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bordes | bordessen |
verkleinwoord | bordesje | bordesjes |
Zelfstandig naamwoord
bordes o
- verhoogd platform dat bereikbaar is via een aantal treden en toegang geeft tot een gebouw
- De koning werd verwelkomd op het bordes van het stadhuis.
- horizontaal deel tussen twee delen (steken) van een trap waar men even kan rusten
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
- bordestrap
Gangbaarheid
- Het woord bordes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bordes' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen. |
Frans
Spaans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.