border

Nederlands

border naast grasveld
Uitspraak
Woordafbreking
  • bor·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘rand met bloemen in tuin’ voor het eerst aangetroffen in 1909 [1]
  • uit het engels
enkelvoud meervoud
naamwoord border borders
verkleinwoord bordertje bordertjes

Zelfstandig naamwoord

border m

  1. de rand van een tuin waar bloemen en struiken in staan

Gangbaarheid

  • Het woord border staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
77 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
border borders

Zelfstandig naamwoord

border

  1. grens
vervoeging
onbepaalde wijs to border
he/she/it borders
verleden tijd bordered
voltooid
deelwoord
bordered
onvoltooid
deelwoord
bordering
gebiedende wijs border

Werkwoord

border

  1. begrenzen
  2. grenzen aan


Frans

Uitspraak
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
border
bordais
bordé
eerste groep volledig

Werkwoord

border

  1. begrenzen
  2. grenzen aan
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.