boort

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  boort    (hulp, bestand)
  • IPA: /bort/
Woordafbreking
  • boort
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boort
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

boort o

  1. afval bij het slijpen van diamanten, dat fijngestampt weer als slijppoeder gebruikt kan worden
    • Hij duwde een deur open en het machine-geraas der zaal kletterde vol op hem toe, egaal, dof van kreuning, behamerd door 't metalen geklik van een mortier, waarin 'n potjongen boort stampte. [3]
Synoniemen
  • diamantafval
Afgeleide begrippen
  • witte boort
  • zwarte boort

Werkwoord

vervoeging van
boren

boort

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boren
    • Jij boort. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boren
    • Hij boort. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van boren
    • Boort! 

Gangbaarheid

  • Het woord boort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
85 %van de Nederlanders;
64 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.