bonnet

Kardinaal Schönborn met bonnet

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bon·net
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘muts’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bonnet bonnetten
verkleinwoord bonnetje bonnetjes

Zelfstandig naamwoord

bonnet v/m

  1. (kleding) een soort muts
    • De bonnet van een kardinaal heeft vier opstaande randen. 
Woman with bonnet

Gangbaarheid

  • Het woord bonnet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
62 %van de Nederlanders;
60 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
bonnet bonnets

Zelfstandig naamwoord

bonnet

  1. (VK): motorkap
  2. (kleding) soort vrouwenhoed met een lint onder de kin
Synoniemen
  • [1]: (VS) hood


Frans

Uitspraak
  • Geluid:  bonnet    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɔnɛ/
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  bonnet     le bonnet     bonnets     les bonnets  

Zelfstandig naamwoord

bonnet m

  1. muts
  2. netmaag
  3. cup (deel van een bh)
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.