bomijs
Nederlands
Woordafbreking
- bom·ijs
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bom en ijs [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bomijs | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
bomijs o [2]
- ijs waaronder geen water meer is en dus heel gevaarlijk is om op te schaatsen
- Keimpe Wagenaar (65) uit Wirdum („ik ben een oer-Fries”) heeft 30 rondjes geschaatst, vertelt hij als hij zijn schaatsen uittrekt. Hij rijdt twee keer per week met een schaatsploeg. „Ik kan met de beste toerrijders mee komen.” De slanke zestiger in zwart pak draagt een helm en overschoenen over zijn schaatsen. „Dat houdt de kou tegen. Ik heb ook een winddichte onderbroek aan. En dit jasje”, zegt hij als hij op zijn jack wijst, „kost 170 euro en bestaat uit drie delen stof.” De kwaliteit van het ijs valt hem tegen. „Hopeloos. Veel bomijs, bobbels op het ijs. De eerste vijftien rondjes moest ik recht op rijden, anders raak je uit balans. Nee, in de Jan Durkspolder bij Earnewâld was het ijs veel beter.”[3]
- (figuurlijk) beleid dat nergens op steunt
- Zo is het gekomen dat ondernemers en andere leiders elkaar begonnen te imiteren met plechtige statements, dat het de grote uitdaging voor de toekomst zou zijn om wereldspeler te worden. Wie dat niet voor elkaar zou kunnen krijgen, kon het verder wel vergeten. Na korte tijd al bleek echter dat de nieuwbakken wereldspelers bezig waren aan een hachelijke wedstrijd schaatsen op bomijs. Immers, de wereldeconomie is een global village, waarin iedereen iedereen kent en in de gaten houdt. Maar dat niet alleen. Alle wereldspelers maken gebruik van dezelfde informatie, die bovendien overal tegelijk voor iedereen ter beschikking is. Het gevolg is dat ze maar een ding op de markt aan te bieden hebben: uniformiteit. Hun kraampjes zien er allemaal hetzelfde uit en luid schreeuwend proberen zij dezelfde spullen te slijten aan dezelfde klanten.[4]
Vertalingen
1. ijs waaronder geen water meer is en dus heel gevaarlijk is om op te schaatsen
Gangbaarheid
- Het woord bomijs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bomijs' herkend door:
26 % | van de Nederlanders; |
18 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- bomijs op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Karin de Mik
- NRC Zelfstandig Organisatieadviseur Prof.Dr. C.J. Zwart 9 maart 1993
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.