boetegeld
Nederlands
Woordafbreking
- boe·te·geld
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van boete zn en geld zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boetegeld | boetegelden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
boetegeld o
- geld ontvangen door het opleggen van een financiële straf
- „In overleg met reizigersorganisaties heb ik besloten om het boetegeld rechtstreeks ten goede te laten komen aan de hsl-reiziger zelf”, aldus Dijksma in een interview met De Telegraaf.[1]
- geldelijke vergoeding om een financieel verlies te compenseren
- Om die gemiste inkomsten te compenseren, betaal je boeterente. De manier waarop die boete in rekening wordt gebracht, verschilt echter. Bij rentemiddeling wordt het boetegeld verspreid over de nieuw te kiezen rentevaste periode.[2]
Gangbaarheid
- Het woord boetegeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'boetegeld' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- de Telegraaf A. Bakker 8 juli 2017
- de Telegraaf P. Boon 3 februari 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.