boenen
Nederlands
Woordafbreking
- boe·nen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘in de was zetten, schoonmaken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1286 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
boenen |
boende |
geboend |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
boenen
- met een boender en water schrobben.
- De tegels glansden nadat ze met zeepsop geboend waren.
- in de was zetten en glanzend wrijven
- De buurman staat de hele dag zijn auto te boenen.
Vertalingen
1. schrobben tot het glanst
2.Inwrijven met was tot het glanst.
Gangbaarheid
- Het woord boenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'boenen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.