boenen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  boenen    (hulp, bestand)
  • IPA: /'bunən/
Woordafbreking
  • boe·nen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘in de was zetten, schoonmaken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1286 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
boenen
boende
geboend
zwak -d volledig

Werkwoord

boenen

  1. met een boender en water schrobben.
    • De tegels glansden nadat ze met zeepsop geboend waren. 
  1. in de was zetten en glanzend wrijven
    • De buurman staat de hele dag zijn auto te boenen. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord boenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.