boender

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boen·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van boenen met het achtervoegsel -der
enkelvoud meervoud
naamwoord boender boenders
verkleinwoord boendertje boendertjes

Zelfstandig naamwoord

boender m

  1. stevige borstel waarmee geschrobd kan worden
    • Geef me die boender eens aan. 

Gangbaarheid

  • Het woord boender staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
79 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.

Afrikaans

stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
boender
geboender
volledig

Werkwoord

boender

  1. uitgooien, verwijderen
  1. «Word die Grieke uit die euro geboender
    Worden de Grieken uit de euro gegooid?
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.