boender
Nederlands
Woordafbreking
- boen·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boender | boenders |
verkleinwoord | boendertje | boendertjes |
Zelfstandig naamwoord
boender m
- stevige borstel waarmee geschrobd kan worden
- Geef me die boender eens aan.
Gangbaarheid
- Het woord boender staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'boender' herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen. |
Afrikaans
stamtijd | |
---|---|
infinitief | voltooid deelwoord |
boender |
geboender |
volledig |
Werkwoord
boender
- «Word die Grieke uit die euro geboender?»
- Worden de Grieken uit de euro gegooid?
- «Word die Grieke uit die euro geboender?»
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.