blufpoker
Nederlands
Woordafbreking
- bluf·po·ker
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bluf ww en poker
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blufpoker | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
blufpoker o
- dobbelspel voor 3-6 personen
- (figuurlijk) op en zeer risicovolle wijze onderhandelen waarbij liegen en bedriegen lijken te zijn toegestaan
- Een bedrijf heeft een ultieme troef in handen: dreigen failliet te gaan als de bank geen extra geld geeft. Dat wil de bank niet, want faillissement levert grote verliezen op, en imagoschade. Maar eigenlijk is dat blufpoker, want een bedrijf wil óók niet failliet. Zo ver komt het dan ook zelden. Er kan zich ineens een andere oplossing aandienen, zoals verlossing door een buitenlandse overnamepartij. Dat geluk had de noodlijdende bouwer Ballast Nedam.[1]
Gangbaarheid
- Het woord blufpoker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'blufpoker' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Teri van der Heijden Carola Houtekamer 6 augustus 2015
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.