bleken
Nederlands
Woordafbreking
- ble·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bleek maken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bleken |
bleekte |
gebleekt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
bleken
- overgankelijk witter of lichter doen worden
- Vroeger bleekten mensen hun wasgoed door het in het zonlicht te leggen.
Vertalingen
1. witter of lichter doen worden
Werkwoord
vervoeging van |
---|
blijken |
bleken
- meervoud verleden tijd van blijken
- Wij bleken.
- Jullie bleken.
- Zij bleken.
- Wij bleken.
Gangbaarheid
- Het woord bleken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bleken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.