binnenslepen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·nen·sle·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
binnenslepen
sleepte binnen
binnengesleept
zwak -t volledig

Werkwoord

binnenslepen

  1. overgankelijk over een oppervlak ergens in trekken
    • Hij zag de struikrovers hun buit het rovershol binnenslepen. 
  1. overgankelijk (scheepvaart) (van een vaartuig) door een ander vaartuig voortgetrokken in de haven brengen
    • Het grote containerschip liet zich door twee sleepboten binnenslepen. 
  1. overgankelijk (figuurlijk) een gewenst resultaat in competitie behalen
    • Als we onze prijs 10 procent verlagen, gaan we deze opdracht binnenslepen. 

Gangbaarheid

  • Het woord binnenslepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.