bikker

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bik·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van bikken met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord bikker bikkers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

bikker m [1]

  1. (informeel) souteneur
  2. arbeider die bikt (schraapt of hakt)
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord bikker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
73 %van de Nederlanders;
45 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.