bidder

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bid·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van bidden met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord bidder bidders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

bidder m [1]

  1. iemand die bidt
  2. aanspreker
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord bidder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.