bezonnen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bezonnen    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈzɔnə(n)/
Woordafbreking
  • be·zon·nen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bedachtzaam’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1879 [1]
  • vervoeging van bezinnen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling i-o (IPAː /ɪ/ - /ɔ/) [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen bezonnenbezonnenermeest bezonnen
verbogen -bezonnenere-

Bijvoeglijk naamwoord

bezonnen [3]

  1. goed doordacht iets doen, bedachtzaam, weloverwogen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bezonnen
bezonde
bezond
zwak -d volledig

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord in onbepaalde wijs.

Werkwoord

bezonnen [4]

  1. met zonlicht bestralen

Werkwoord

vervoeging van
bezinnen

bezonnen

  1. meervoud verleden tijd van bezinnen
    • Wij bezonnen. 
    • Jullie bezonnen. 
    • Zij bezonnen. 
  2. voltooid deelwoord van bezinnen

Gangbaarheid

  • Het woord bezonnen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.