bezoldigen
Nederlands
Woordafbreking
- be·zol·di·gen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘salaris geven’ voor het eerst aangetroffen in 1642 [1]
- afgeleid van het Duitse besolden (met het voorvoegsel be-) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bezoldigen |
bezoldigde |
bezoldigd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
bezoldigen
- overgankelijk salaris geven aan
- De baas bezoldigde de medewerker.
Verwante begrippen
Vertalingen
1. salaris geven aan
Gangbaarheid
- Het woord bezoldigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bezoldigen' herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.