bezeten
Nederlands
Woordafbreking
- be·ze·ten
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘krankzinnig’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- vervoeging van bezitten: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling i-e (/ɪ/ - /e/)
stellend | |
---|---|
onverbogen | bezeten |
verbogen | - |
Bijvoeglijk naamwoord
bezeten
- onder de invloed van een boze geest zijn
- teveel onder invloed zijn van iets dat op zich niet slecht hoeft te zijn
Vaste voorzetsels
- bezeten zijn van
- Hij is bezeten van snelle auto's en mooie vrouwen.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord bezeten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bezeten' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.