bevoogden
Nederlands
Woordafbreking
- be·voog·den
Werkwoord
bevoogden [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bevoogden |
bevoogdde |
bevoogd |
zwak -d | volledig |
- iemand die niet voor zichzelf kan opkomen besturen zonder inspraak van die persoon maar wel 'ten gunste' van die persoon, meestal gebruikt in situaties waarin de bevoogde persoon juist heel goed voor zich zelf kan opkomen
- En nu we het toch over integratie hebben: je brief arriveerde aan de vooravond van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer over de inburgering. Daarin wordt opnieuw het falen aangetoond van de top-down benadering die in Nederland de afgelopen jaren is toegepast. Volgens mij is het dan ook hoog tijd om de integratie over een andere boeg te gooien. Niet bevoogden, maar stimuleren om op eigen kracht deelgenoot te worden van de samenleving.[2]
Gangbaarheid
- Het woord bevoogden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bevoogden' herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.