beursheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • beurs·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beursheid beursheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

beursheid v

  1. de gevolgen van een kneuzing; gevolgen van een ongeval waarbij geen wond of fractuur is ontstaan
    • Tegen Duitsland kreeg ik een knietje, daar voel ik ook wat beursheid, maar qua vermoeidheid in de benen valt het bij mij erg mee.” [1] 
    • Jansen reed vanaf haar werk in Arnhem-Zuid nietsvermoedend naar huis door het park en kwam even na 19.00 uur plots ten val door de tape. Die was lastig te zien in de schemering. Haar snorscooter liep fikse schade op, Jansen bleef op wat beursheid na ongedeerd. [2] 

Gangbaarheid

  • Het woord 'beursheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Tubantia Lisette van der Geest 14-12-17 'Nu denk ik: kom maar op!'
  2. Tubantia Mitchel Suijkerbuijk 26-03-19 Kinderen spanden ducttape waardoor Marijn (20) op scooter onderuit ging
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.